De Eerste Philips Radio, type 2501
met bijbehorende voedingsunit
Sluit dit venster om terug te keren naar het
overzicht
Afbeelding 1. samen met de voedingsunit |
Afbeelding 2: de buizen: |
Gegevens over deze radio: |
|
bouwjaar : |
1927 |
buizen : |
C142, F215, D143, 2504 (volgens mij zijn het nog de originele) |
ontvangst : |
Lange en Korte Golf (tegenwoordig middengolf),
verdeeld over 3 bereiken. |
overige gegevens : |
Dit is de eerste Philips radio die op de markt kwam als compleet toestel. Philips verkocht al sinds begin jaren 20 onderdelen aan andere producenten en
hobbyisten, en had reeds een goede reputatie opgebouwd op het gebied van
buizen en condensatoren. Men durfde het echter pas aan een eigen radio-ontvanger
te lanceren, toen ze marktleider in west-europa werden voor radiobuizen. Zelfs
toen waren er nog mensen binnen philips die dachten dat een eigen radio
commercieel niet haalbaar was voor het bedrijf. Een reden om het toestel toch te
gaan produceren was dat ze zodoende ook meer radiolampen konden verkopen. Het
ongelijk van de sceptici werd door de praktijk snel bewezen; al in 1936 verkocht Philips
het De allereerste radio's werden niet in de fabrieken te Eindhoven gebouwd, maar bij de NSF fabrieken in Hilversum. De NSF was kort daarvoor overgenomen door Philips, nadat ze enkele jaren in opdracht voedingsapparaten gebouwd hadden. Naast de 2501 werd ook type 2502 geintroduceerd. Dit toestel was iets goedkoper dan de 2501, omdat de gloeidraadvoeding voor de lampen, en de negatieve voorspanning van de roosters met een aparte accu verzorgd moest worden. (hier zijn de 2 rode connectors voor). Bij de 2501 zit hiervoor in compartiment van de buizen een apart apparaatje ingebouwd (typenummer 2503). voor de 2502 was een batterijhouder leverbaar, die in de plaats van dit apparaatje kon worden ingebouwd. (type 2505) |
Reparatie van de Philips 2501
Bij het restaureren van het oudste toestel in mijn verzameling, de eerste Philips radio, ben ik extra voorzichtig te werk gegaan. Mijn reparatiemethode is erop gericht geweest, een latere reparateur in de veronderstelling te brengen dat er nog nooit iets aan gedaan geweest is. Nu was dat bij dit toestel helaas onmogelijk, omdat er al enkele onderdelen (door inferieure elementen) vervangen waren. Op deze plaatsen heb ik voorlopig gewoon nieuwe delen gemonteerd, een eventuele oude buitenkant zal nog gezocht of gemaakt moeten worden.
Ik ben begonnen met het reviseren van het NRS- en gloeidraad-voedingsapparaat. (typenr. 2503) Dit zit los ingebouwd in de 2501. Er waren diverse onderdelen flink van waarde verlopen. (koolfilm weerstanden van 75 jr. oud hebben dat nog wel eens) een weerstand had een 60% te hoge waarde gekregen. Ook de 4 in pek gegoten condensatoren (4x0,5 muF, 25V) heb ik vervangen; heb het originele busje leeggemaakt (pek gesmolten met verfbrander op halve kracht), en nieuwe Ctjes geplaatst. dit geheel opgevuld met kaarsvet, originele bovenplaatje er weer op, en afsmelten met de oude teer (+ wat teer van een rolblokcondensator). Na stolling van de teer kon ik me niet herrineren dat het er ooit anders uitgezien had... en zo hoort het ook. De trafo en (superzeldzaam) gelijkrichtbuisje 2504 waren nog goed, dus na testen bleek de werking van het apparaatje voldoende te zijn.
Nu kon ik verder met de rest van de radio. De koppelcondensator tussen HF-lamp en detector was door een vorige reparateur uitgewisseld door een mica plaatcondensatortje, waarvan de was bijna geheel afgebroken was. Een zeer slechte oplossing dus. Dit onderdeel heb ik door een moderne styroflex condensator vervangen, in afwachting van een beter uitziend onderdeel. De koppelcondensator naar de eindlamp is nog onaangeroerd, en daarom heb ik besloten die voorlopig te laten zitten. Mocht de NRS-voeding het te zwaar krijgen, kan ik hem alsnog uitwisselen.
Aan de hand van de foto in het artikel over de 2501 in het ten tijde van mijn werkzaamheden verschenen Radio Historisch Tijdschrift, kwam ik erachter dat er een weerstand ontbrak. R10, van 1 MegaOhm, kon ik nergens in het toestel terugvinden, en op de foto kon ik zien waar die gezeten had. Een oud (maar wel goed!) exemplaar was eenvoudig op zijn plek te zetten. Verdere controle van het toestel leverde niets bijzonders op, de LF-trafo was nog goed, en andere weerstanden ook.
Toen was het tijd voor de grote proef; alles werd weer als vanouds terug
gemonteerd, het PSA, een antenne, een aardleiding, en mijn 2032 luidspreker
werden aangesloten. En jawel hoor: na enig draaien en priegelen komt er een
zender door, radio classic rock om precies te zijn. dat is hier in de buurt de
sterkste AM-zender. Het afstemmen met zo'n simpel rechtuit toestelletje is lang
niet zo eenvoudig als met een superheterodyne radio (zo heet het systeem wat ook
nu nog voor een radio gebruikt wordt). Eerst de volume en terugkoppeling op
maximum draaien, dan de secundaire verzetten tot een pieptoon hoorbaar is, de
primaire bijregelen tot maximum piep, en dan de terugkoppeling minder zetten
totdat het geluid doorkomt. Eventueel daarna volume terugnemen.
Beetje ingewikkeld, maar wel leuk om te doen....
Dit apparaat werd vanaf midden jaren 20 gedurende enkele jaren geleverd om te gebruiken bij radio's, ter vervanging van de hoogspanningsbatterijen. Er wordt gebruik gemaakt van een enkele direct verhitte gelijkrichtbuis, type 373. Het voltage wat geleverd wordt aan de aansluitklemmen kan geregeld worden door het voltage op de gloeidraad te veranderen. "buitendien" is het mogelijk 3 standen in te stellen voor de detector, met 20, 40 of 60 Kilo-Ohm serieel geschakeld.
Restauratie van mijn philips 372
Toen ik begin dit jaar de combinatie 2501 + 372 + 2026 te pakken kreeg, was ik eerst wat huiverig om er iets aan te doen, omdat vooral het psa nog volledig originineel was. Aan het buizencompartiment van de radio zelf is wat gerommeld (soldeerkloddertje hier, pvc draadje daar), maar de rest is ook nog onaangetast.
Bij vrijwel alle echt oude radio's zijn na verloop van tijd de condensatoren van de voeding stuk. Vaak is sprake van een hoge lekstroom, of zelfs een volledige kortsluiting. Bij deze toestellen is nog geen "elko" toegepast (die zijn helemaal berucht), maar er was wel sluiting. Bij de restauratie van een oud apparaat is dat vaak een van de eerste dingen om te doen, zeker als er elko's inzitten. Mijn Philips 2514 heeft blijkbaar geluk gehad, die speelt perfect met de originele condensatoren.
het ontwerp van de blokcondensator
De afvlakcondensator die hier is toegepast, is opgebouwd uit 9 aparte messing bussen, waarvan sommige parallel
geschakeld zijn:
de restauratie van de blokcondensator
Omdat de blokjes helemaal aangevuld zijn met parrafinewas, moest ik ze in kokend water
uit elkaar trekken. Nadat de originele vulling eruit was:
Hierna heb ik de blokjes weer met de originele strips en draden aan elkaar gemaakt, en de doos weer dichtgemaakt. Vervolgens kon ik zo de doos weer in het frame schuiven, en de draden weer vastsolderen. Nieuw, maar toch oud...
de laatste loodjes
Na de restauratie van de blokcondensator kon ik verder gaan met de rest van het toestel. Alle wikkelingen van de transformator bleken nog goed, net als de smoorspoel. Ook de draadgewonden potmeter "Volt"(slechts 4 ohm totaal!) bleek, na het opnieuw spannen van de taster, prima in orde te zijn. Het enige wat er nog aan mankeerde was dat de detectorspanning nog steeds nul was. Enig zoeken en meten leverde op dat de draadweerstand van 20 + 20 + 20 kOhm onderbroken was op het stuk dat altijd ingeschakeld is. (met de knop "Det." schakelt de gebruiker 20, 40 of 60 kOhm tussen de bussen voor plaatspanning en detectorspanning) Dit heb ik opgelost door de draad definitief te doorbreken, en uit het zicht een moderne 20 kOhm weerstand te monteren. Na van Cees Lagemaat (radio museum Hoorn) een goede philips 373 gelijkrichtbuis te hebben gekocht, werkt het apparaat weer naar behoren. Onnodig, want na reparatie van de 2501 ontvanger bleek dat het samen met de originele 373 ook prima werkte. Die pronkt inmiddels weer bovenop het toestel dus...